Sinds begin dit jaar heb ik de ‘blauwe vinkjes’ uitgezet die op WhatsApp laten zien dat een bericht gelezen is. De aanloop naar dat besluit begon al in september. Toen klopte Runa bij ons aan, een alleenstaande moeder van twee kinderen. Na haar scheiding was ze tijdelijk bij haar moeder ingetrokken, maar na het plotse overlijden van oma waren Runa en de kinderen dakloos. Ze woonden een paar maanden in de noodopvang op ons erf, en we zagen haar problemen uitdijen. Haar eerste prioriteit was: onderdak vinden, zodat de kinderen niet uit huis geplaatst zouden worden. Met haar oproepcontract in de horeca betekende dat alle avond- en weekenddiensten draaien. Zo hoopte ze een paar maanden achter elkaar genoeg te verdienen om verhuurders te laten zien dat ze 3x de bruto maandhuur verdient. Ze begon dus met werken als de kinderen uit school kwamen, en werkte alle weekenden. Naschoolse opvang was er niet op die tijden, en een oppas aan huis vroeg meer dan haar netto uurloon. Dat is een strop van uitzichtloosheid. Steeds meer mensen krijgen daarmee te maken: om te kunnen wonen moet je verdienen, om te kunnen verdienen moet je werken, maar een gezin combineren met werk is nagenoeg onmogelijk. Een weg uit die strop lijkt niet op eigen kracht te vinden.
We zagen Runa’s acties om het hoofd boven water te houden steeds wanhopiger worden. We hielpen waar dat kon, maar moesten steeds vaker zeggen: wat je nu nodig hebt, daarvoor moet je echt bij instanties zijn. Maar met haar wanhoop nam ook haar angst voor die instanties toe. Professionele hulp vragen was precies wat Runa wilde vermijden. Ze was doodsbang dat haar kinderen dan uit huis geplaatst zouden worden. Liever klampte ze zich vast aan haar omgeving: haar werkgevers, een enkele vrijwilliger, ons. Ze deed een steeds groter praktisch en emotioneel beroep op hen en ons – voor zaken die echt onze pet te boven gingen.
We waren uitgeput en dolblij toen Runa na een paar maanden een flat had gevonden. Runa zelf was minder blij. De maandhuur was hoger dan haar inkomen en te hoog voor huursubsidie. Al haar spaargeld was op en ze had geen euro over om een bed of bank te kopen. Uit onze opvangwoning nam ze beddengoed mee, een matras en dekbedden. Een paar weken later gingen we bij haar op bezoek. Ik was vooraf vast van plan om het matras terug te vragen, maar toen ik zag dat het zowel bank als tafel als bed was, schaamde ik me daarvoor. Een week later woonden de kinderen niet meer bij hun moeder. Uit angst voor jeugdzorg heeft Runa ze aan hun vader meegegeven naar het buitenland. Mijn hart brak toen ik het hoorde.
Runa appte me daarna bijna dagelijks drie letters: h r u? How are you? Ik begrijp dat ze zo probeert haar hulplijn in stand te houden. Maar ik verstopte me achter die grijze vinkjes, zodat ze niet zou zien wanneer ik haar vraag had gelezen. Zodat ik een reactie even kon laten rusten, zodat ik kon terugdeinzen. Tot het een op een zondag in de dienst ging over Kaïn en Abel. Toen God mensen maakte naar zijn beeld had Hij mensen in gedachten die niet voor zichzelf zouden leven, maar met de ander. Na de eerste vraag die God de mens stelt: ‘waar ben je?’ is de tweede vraag: ‘waar is je broer?’ Waar is hij, zij die Ik jou gaf? Toen we naar huis reden zei mijn man: ‘ik dacht zo aan Runa.’ ‘Ik ook,’ zei ik. ‘Maar ik ben er bang voor. Ze vraagt zoveel meer dan ik kan geven.’ We zwegen. De dag daarna belde ik Runa, en was nog uren bezig met het oplossen van haar geschillen met de NS en de Sociale Verzekeringsbank. Dat lukte maar half. Daarna voelde ik me leeg. En liet de grijze vinkjes toch maar aan staan.
Voor gezinnen als dat van Runa zijn er tientallen voorzieningen in dit land. Daar zijn ze juist bang voor. Niet één van die voorzieningen biedt de hulp die ze nodig hebben. Ze vragen allemaal meer dan Runa kan leveren: meer commitment, meer organisatiekracht, meer formulieren. Runa is daarin niet alleen. Dit gaat niet alleen over haar strijd om te wonen en te werken en voor haar kinderen te kunnen zorgen. De aangrijpende slotaflevering van De publieke tribune van zondag 1 maart liet zien hoe allerlei soorten kwetsbare mensen de dupe worden van regels en instanties. Dat ze eerst door tien bureaucratische lagen moeten voordat ze een probleem kunnen oplossen. De menselijke maat is weg, klinkt het dan.
Naast al die kwetsbare mensen staan vaak ook vrijwilligers, buren, ouders, hulpverleners. Ik kon maar één klein onderzoek vinden naar hoe zij dat ervaren. Dat had de veelzeggende titel ‘Aan de andere kant van de schutting’ en beschrijft dat 20% van de vrijwilligers zich zwaar overvraagd voelt. Dat komt meestal doordat er hulp of zorg aan ze gevraagd wordt die ze niet kunnen bieden. Dan zijn vrijwilligers vooral bezig met het bewaken van hun grenzen, en haken ze uiteindelijk af. Zodat de menselijke maat voor wie kwetsbaar is uiteindelijk op alle manieren verloren is gegaan. Dat moet te doorbreken zijn. Ik dacht: het is een begin om de ‘blauwe vinkjes’ weer aan te zetten, al zal dat niet genoeg zijn.
Dit artikel verscheen maart 2020 in het Nederlands Dagblad als het vierde artikel in een serie over bestaanszekerheid.
De andere artikelen zijn hier terug te lezen (neem een account voor 5 gratis artikelen):
- Reiskosten betalen of een bezoek aan familie? Over dagelijkse dilemma’s bij armoede.
- Het is overal om ons heen, soms heel dichtbij. Toch zien we het vaak niet. Zo hard werken, zo weinig loon: waarom schrikken we daarvan?
- Een gesprek tussen een burger en een uitkeringsinstantie: Zo motiveer je mensen met een uitkering in elk geval niet.
- De strop van uitzichtloosheid (zie tekst hierboven)
- Armoede is niet synoniem aan lijdzaam. Over mensen die het systeem bevechten. Hoe Armoede leidt tot zwart werk.
- Wat kunnen we doen? Het is teveel voor u of mij alleen, maar vorm een groep, houd het klein, help één iemand.